Jan Van de Poel is Policy and Advocacy Manager bij het Europese ngo-netwerk Eurodad. Hij is er verantwoordelijk voor het beleidswerk rond effectieve ontwikkelingshulp.
De mythe van de hefboom
In de paasperiode is het voor mensen die beroepshalve met ontwikkelingssamenwerking bezig zijn altijd uitkijken naar de voorlopige statistieken over de “officiele ontwikkelingshulp” van het afgelopen jaar. Sinds de jaren zestig is die taak weggelegd voor het ontwikkelingscomité van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in Parijs. Dat comité is eigenlijk een club van rijke donorlanden en ziet zichzelf als “venue and voice” van de belangrijkste donoren wereldwijd.
Vluchtelingenconjunctuur
De cijfers dit jaar schetsen – opnieuw — een weinig rooskleurig beeld. Het afgelopen jaar daalde de ontwikkelingshulp met bijna 3% en strandden we op 0,31% van het bruto nationaal inkomen van alle OESO-landen tezamen. Die daling nodigde ook het secretariaat van de OESO uit om z’n leden een schop onder de kont te geven. In woorden althans. Toch is die daling van de totale ontwikkelingshulp niet de belangrijkste vaststelling. Belangrijker is dat de echte, structurele samenwerking – het geld dat wordt gespendeerd aan bilaterale programma’s of multilaterale fondsen – al meerdere jaren quasi constant blijft.
Een broodnodige uitgave, dat zeker, maar ze helpt onwikkeling als dusdanig geen milimeter vooruit.
De schommelingen van de afgelopen jaren hebben echter weinig te maken met die structurele samenwerking, maar des te meer met de “vluchtelingenconjunctuur” in Europa. Dat komt omdat ook de kosten voor de opvang van vluchtelingen in het eerstje jaar na hun aankomst als ontwikkelingshulp mogen aangerekend worden. Een broodnodige uitgave, dat zeker, maar ze helpt onwikkeling als dusdanig geen milimeter vooruit.
Zo waren de pieken in 2015 en 2016 vooral te verklaren door die “in-donor refugee costs” in de nasleep van de Europese “asielcrisis” en is de dip vandaag ook een gevolg van de terugval van het aantal vluchtelingen dat in Europa aankomt. Ironisch genoeg is dat laatste dan ook weer voor een stuk het resultaat van de Europese hulp die meer en meer wordt ingezet om de Europese buitengrenzen dicht te plamuren.
Werkt de hefboom?
De werkelijke ontwikkelingshulp stagneert dus al een aantal jaren, terwijl de ambitie vergroot. Die ambitie heet de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (of SDGs) en de kloof die moet gedicht worden om dat verhaal te laten lukken, bedraagt volgens de beste beschikbare schattingen nog steeds 2.500 miljard dollar, elk jaar tot 2030. Dat is een smak geld dat natuurlijk niet alleen vanuit de officiële ontwikkelingshulp kan komen.
Het antwoord dat donoren naar voor schuiven om die kloof te dichten, is om de pot geld die de OESO-leden elk jaar voor ontwikkeling veil hebben als hefboom te gebruiken voor privaat geld. Hulp is dus niet langer een stroom die rechtstreeks de strijd tegen armoede en ongelijkheid financiert, maar als subsidie dient om investeerders naar ontwikkelingslanden te lokken.
De laatste jaren zie je op elke presentatie van ontwikkelingsagentschappen een slide met een piepklein blauw bolletje – de officiele ontwikkelingshulp — dat een gigantische groene bol – de private middelen – de hoogte in krijgt. Als je met publiek geld het risico wegneemt, zal privaat geld z’n weg wel vinden, luidt de theorie. Maar klopt die theorie wel?
Uit recent onderzoek van de Britse denktank ODI blijkt dat het eigenlijk nogal tegenvalt met die hefboomwerking. Voor elke dollar publiek hulpgeld dat donoren gebruiken als subsidie voor de private sector, komt die private sector slechts met 75 dollarcent privaat geld over de brug. In de lage inkomenslanden, waar de noden het grootst zijn, valt dat cijfer zelfs terug tot 37 dollarcent.
De verhoudingen op de slide zijn dus dringend aan herziening toe. Terwijl de hulp stagneert, wordt het duidelijk dat de gekoesterde hefboomverwachtingen in dat hulpgeld niet realistisch zijn. Enkel op dat paard wedden, is dus niet het meest verstandige dat we kunnen doen. Tenminste als de strijd tegen de armoede ons menens is. Want een andere pijnlijke vaststelling uit de hulpcijfers van het afgelopen jaar is dat de steun voor de minst ontwikkelde landen sterker terugviel dan de totale hulp. De neiging van gemende publiek-private hulp om vooral richting midden-inkomenslanden te stromen, trekt zich dus ook door in de hulpstatistieken.
We zien een duidelijke mismatch tussen de politieke retoriek van “from billions to trillions” en de realiteit op het terrein die er één is van “from billions to a little less billions”.
From billions to a little less billions
Het is goed dat we ons zorgen maken over de deuk in de hulpcijfers, zeker als je weet dat ze eigenlijk nog een grove overschatting vormen door zaken als bijstand aan vluchtelingen mee te rekenen. Maar we moeten ons meer zorgen maken over het grotere plaatje. Daar zien we een duidelijke mismatch tussen de politieke retoriek van “from billions to trillions” en de realiteit op het terrein die er één is van “from billions to a little less billions”.
Blijf op de hoogte
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2781 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Nieuws
-
Nieuws
-
Interview
-
Wereldblog
-
Nieuws
-
Nieuws