VN twijfelen aan hulptoezeggingen voor Azië

Op de vraag of de landen kunnen terugkomen op een deel van hun toezeggingen, antwoordde secretaris-generaal Kofi Annan van Verenigde Naties gisteren (maandag): Afgaand op ervaringen uit het verleden maak ik mij daar zorgen over.

Annan verwees naar de aardbeving in het Iraanse Bam in december 2003. Van de beloofde 32 miljoen dollar voor Bam is nog maar 17 miljoen dollar binnengekomen. Volgens de New York Times leven de slachtoffers van de aardbeving in Bam nog steeds in tenten omdat de toegezegde hulp voor een deel uitbleef. Haïti, dat tussen maart en september werd getroffen door een reeks orkanen, kreeg maar 13 miljoen van de beloofde 37 miljoen dollar.

Donors en internationale financiële instituten hebben tot nu toe samen 2,5 miljard dollar beloofd voor noodhulp en wederopbouw in Zuid- en Zuidoost-Azië.
Van de 36 donors heeft Japan het grootste bedrag toegezegd (500 miljoen dollar), gevolgd door de Verenigde Staten (350 miljoen), de Wereldbank (250 miljoen), Groot-Brittannië (96 miljoen) en Zweden (75,5 miljoen).

Landen moeten ervoor zorgen dat die hulp er is voordat het te laat is, zegt Raymond C. Offenheiser, voorzitter van Oxfam Amerika. En ze moeten mensen helpen hun leven weer op te bouwen nadat de tv-camera’s verdwenen zijn.

Volgens Offenheiser heeft de wereld ongelooflijk snel gereageerd op de ramp en is er royaal hulp toegezegd. Maar Offenheiser benadrukt dat hulp op lange termijn nodig is om de miljoenen getroffenen hun gemeenschap weer te laten opbouwen. De huidige toezeggen geven daar geen garantie voor. Landen hebben volgens Offenheiser een erg kort geheugen.

De vrijgevigheid van regeringen wordt ook beïnvloed door politieke factoren. De Iraakse en Tsjetsjeense vraag om hulp werd in 2003 voor 91 procent gehonoreerd. Ivoorkust kreeg 54 procent van de gevraagde hulp, Liberia 45 procent en Mozambique slechts 15 procent.

In maart 2002 kondigde de Amerikaanse president George W. Bush op de VN-conferentie over internationale ontwikkelingsfinanciering in Monterrey de oprichting van een Millennium Challenge Account (MCA) aan. De MCA zou onder meer ontwikkelingslanden die corruptie bestrijden belonen, mensenrechten bevorderen en zorgen voor investeringen in gezondheidszorg en onderwijs. De VS selecteerden zestien landen, inclusief Armenië, Benin, Honduras, Mongolië, Marokko, Sri Lanka en Vanuatu, als kandidaten voor de nieuwe hulp. Maar de eerste dollar van die nieuwe middelen moet nog uitgegeven worden.

Jan Egeland, VN-coördinator voor humanitaire hulp, beschuldigde de rijke landen vorige week van gierigheid. De meeste landen halen de VN-doelstelling om minimaal 0,7 procent van het bruto binnenlands product aan officiële ontwikkelingshulp (ODA) voor de armste landen te besteden, niet.

De VS geven jaarlijks 450 miljard dollar uit aan defensie en 15 miljard aan ontwikkelingshulp. De Verenigde Staten besteedden na de Tweede Wereldoorlog 2 procent van hun nationale inkomen aan de wederopbouw van Europa. Nu gaat 0,14 procent van het Amerikaanse binnenlands product naar de arme landen. In Groot-Brittannië is dat 0,34 procent en in Frankrijk 0,41 procent. Slechts vijf landen geven consistent 0.7 procent of meer. Dat zijn Denemarken (1,06 procent), Nederland (0,82 procent), Zweden (0,81 procent), Noorwegen (0,8 procent) en Luxemburg (0,7 procent). België haalde vorig jaar 0,61 procent. (JS/PD)