Omstreden Irak-journaliste vertrekt bij New York Times - analyse

De omstreden onderzoeksjournaliste Judith Miller vertrekt bij de New York Times. Misleidende reportages over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak deden de sterverslaggeefster de das om.

Volgens een woordvoerder van de krant is het duidelijk dat Miller niet meer kan functioneren als verslaggeefster. De New York Times publiceerde diverse grote verhalen over de massavernietigingswapens in Irak. Achteraf bleken ze op wel erg eenzijdige bronnen te berusten.

Miller is net zes weken weer op vrije voeten. Ze zat 85 dagen vast omdat ze weigerde te getuigen in een zaak over het lekken van de naam van CIA-agente Valerie Plame. Oud-stafchef van vice-president Dick Cheney, I. Lewis Libby, wordt ervan beschuldigd de identiteit van CIA-agente Valerie Plame hebben gelekt naar de pers. Het zou om een wraakactie gaan omdat Plames echtgenoot, oud-diplomaat Joseph Wilson, die de regering er destijds van beschuldigde dat zij onder valse voorwendselen Irak was binnengevallen.

Of Miller, die 28 jaar bij de Times werkte, zich heeft laten gebruiken voor oorlogspropaganda of dat ze bewust onjuiste informatie de wereld in hielp, is nog steeds onduidelijk. De Times publiceerde naar aanleiding van het vertrek een artikel waarin werd uitgelegd dat met Miller een vertrekregeling is overeengekomen. In het artikel steken uitgever Arthur Sulzberger en hoofdredacteur Bill Keller nog eens de loftrompet over Millers vroegere, bekroonde werk. Het is juist die houding, menen sommige collega’s van Miller bij de New York Times, die ertoe leidde dat het zo uit de hand kon lopen. Miller kreeg als sterverslaggeefster alle ruimte. De hoofdredactionele bescherming zou haar eindredacteuren, die vraagtekens zetten bij haar stukken, ervan weerhouden hebben haar terug te fluiten.

Miller was auteur of co-auteur van vijf van de zes grote verhalen die de New York Times tussen eind 2001 en begin 2003 publiceerde over de veronderstelde aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak. Dat vermoeden was het belangrijkste argument voor de regering-Bush om Irak binnen te vallen. Alle vijf verhalen moesten later gerectificeerd worden.

Twee voorpagina-artikelen waren bijzonder sensationeel. Het ene verhaal, dat op 20 december 2001 verscheen, was gebaseerd op een exclusief interview met een Iraakse ingenieur in Thailand, Adnan Ihsan Saeed al-Haideri. Hij vertelde over renovatie van geheime installaties voor biologische, chemische en nucleaire wapens in ondergrondse laboratoria in Irak. Ook onder het Saddam Hoessein Ziekenhuis in Bagdad zou zich zo’n laboratorium bevinden.

Het tweede verhaal werd gepubliceerd op 7 september 2002. Het Witte Huis lanceerde op hetzelfde moment een publiekscampagne om duidelijk te maken dat Irak een serieuze nucleaire dreiging vormde. Het artikel verwijst naar informatie van de Amerikaanse inlichtingendiensten waaruit zou blijken dat Saddam Hoessein geprobeerd had om speciaal ontworpen aluminiumbuizen te kopen. Die buizen zouden volgens Amerikaanse functionarissen maar geschikt zijn voor één doel, namelijk voor het bouwen van centrifuges om uranium mee te verrijken. In het artikel worden opnieuw Iraakse overlopers geciteerd die spreken over de uitbreiding van een programma voor chemische wapens.

Er zouden nog meer artikelen volgen die de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak suggereerden, allemaal gebaseerd op beschuldigingen van veronderstelde Iraakse overlopers en anonieme Amerikaanse functionarissen.

Direct na de invasie in Irak mocht Miller als ‘embedded’ journalist meereizen met een geheime Amerikaanse eenheid van het Pentagon. Die eenheid, Mobile Exploitation Team (MET) Alpha, had als opdracht om de massavernietigingswapens op te sporen. Hoewel er niets gevonden werd, kwam Miller toch met een reportage die suggereerde dat het team successen boekte.

In al Millers reportages komen bepaalde elementen terug. Namen van geciteerde ‘overlopers’ werden in alle gevallen verstrekt door het Iraakse Nationale Congres (INC) van Ahmad Chalabi, die momenteel vice-premier van Irak is. Miller baseerde haar artikelen verder op informatie van het American Enterprise Institute en het Defence Policy Board, de hechte groep neoconservatieven en haviken in het Pentagon en informatie van het kantoor van vice-president Dick Cheney. Allemaal hadden zij er belang bij de oorlog te promoten.

De anonieme overheidsbronnen waren vrijwel nooit bronnen van de CIA of het ministerie van Buitenlandse Zaken, die lang beschouwd werden als ‘vijanden’ van de neoconservatieve voorstanders van de oorlog. Deskundigen van Buitenlandse Zaken en de CIA waren sceptisch over de beweringen dat Irak massavernietigingswapens zou bezitten.

Als je bronnen niet deugen, dan deugt je verhaal ook niet, zou Miller later uitgelegd hebben. Dat roept echter wel de vraag op waarom ze nooit deskundigen met een afwijkende mening, waarvan er genoeg voorhanden waren, heeft geciteerd.

In een interne email aan collega’s van de New York Times, die in bezit van de Washington Post is, schept Miller op over haar goede, jarenlange relatie met Ahmad Chalabi. In de tijd dat ze als embedded journalist meereisde met het MET-Alpha-team, zou tegen militairen gedreigd hebben over bepaalde zaken te zullen klagen bij hun hoogste bazen op het Pentagon, Donald Rumsfeld en onderminister van Defensie Douglas Feith.

De vraag blijft echter of er misbruik is gemaakt van Miller of dat ze bewust meewerkte aan het promoten van het neoconservatieve gedachtegoed. De Washington Post hield het gisteren in een niet-onsympathieke analyse van de affaire op een combinatie van beide. Wellicht was het, gezien de angst die al zo lang bestond voor Saddam Hoessein, een combinatie van goedgelovigheid en bereidwilligheid geweest, concludeert de krant.

Miller deed al in de jaren tachtig verslag vanuit Irak en ze zou als gevolg daarvan op een lijst van schrijvers staan die werden beschouwd als ‘eeuwige vijanden’ van het regime. Ze verklaarde tegenover de Washington Post bang te zijn voor Saddam Hoessein. Het is heel goed mogelijk dat angst en hoop er onbewust voor hebben gezorgd dat Miller de informatie van Chalabi en overheidsfunctionarissen als Libby voor waar hield, concludeert de krant. (JS/ADR)

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.