Geloven in de kracht van het aantal

Bij mensen uit andere werelddelen staat Afrika bekend als het ‘donkere continent’. Dat heeft mij lange tijd in de war gebracht. Er is immers geen ander continent met zoveel overdaad aan vormen en kleuren als Afrika. Voeg daarbij de wonderlijke geuren van de bloemen, de grond en het gras en de specerijen. Kijk naar de kleurrijke kleding van vrouwen en mannen. In de meeste Afrikaanse landen is de grond rood van kleur en de lucht diepblauw.
De bewoners van het gebied van de Grote Meren kennen allemaal de overvloed aan kleurschakeringen in de rivieren, meren en moerassen. En wat met de kleur van onze huid? In elke familie kun je evenveel schakeringen van bruin en zwart aantreffen als er familieleden zijn. Het is mogelijk dat ‘donker’ verwijst naar de dichte oerwouden in het midden van het continent. De majestueuze bomen daar hebben meer actie gezien dan om het even wie die nu op aarde leeft. Met hun grote bladeren vormen zij reusachtige dekens voor de overvloed aan fauna en flora op de grond en in de bomen. ‘Donker’ verwijst misschien ook naar de wolken, juist voor de eerste druppels dikke regengordijnen aankondigen. Wie heeft al het geluk gehad een Afrikaanse lucht te zien, net voor zonsondergang, minuten na een tropische regenbui? En de zon dan, wat is er mis met de zon die langer schijnt dan de nacht duurt? Neen, Afrika is geen ‘donker continent’. En ook zijn bevolking is niet donker, net zomin als zijn grond, zijn woestijnen, zijn flora, zijn fauna, zijn vogels.

Ik schrijf dit alles als een echte en bewuste Afrikaanse. Ik heb niet enkel de beste momenten van het leven beleefd, maar ik heb ook onbeschrijflijk lijden gezien en meebeleefd. Dat is op het eerste gezicht een tegenstelling, maar laat ons de feiten onder ogen zien: welk continent heeft nooit problemen gekend? Ik geloof heel diep dat Afrika bewijst dat het leven altijd tegelijk uit wonderen en uit lijden bestaat, uit mysteries en zaken die we niet begrijpen maar altijd – en dat is het allerbelangrijkste – de wil om door te zetten en wijsheid te verwerven. Deze weerstand en oude wijsheden vinden we ook terug bij de Maasai in Kenia en Tanzania. Zij zeggen dat het leven twee schakeringen kent, licht en donker. Zij kijken naar de met sneeuw bedekte toppen van de Kilimanjaro en Mount Kenia en geloven dat er orde in de wanorde is. De witte sneeuwvlakten contrasteren met de donkere valleien en vormen één heilige berg, de contrasten zijn een verwijzing naar de contrasten in de menselijke samenleving. Zij leven volgens de filosofie van osotua, wat betekent dat harmonie voortkomt uit leven met contrasten of verschillen. De woordkeuze zelf is al interessant. Osotua betekent vrede, een menselijke relatie of een gift die in deze relatie geschonken wordt. Het is ook interessant dat osotua verwijst naar de navelstreng, en daarmee naar de eerste relatie tussen moeder en kind. Volgens Dr. Somjee Sultan van het Vredesmuseum in Kenia is de navelstreng niet bruusk met een mes doorgesneden. Het mes wordt heel voorzichtig tegen de navelstreng gehouden en beide worden met gras vastgehouden. De vroedvrouw snijdt dan met voorzichtige bewegingen de navelstreng door. De betekenis is dat moeder en kind dankzij het gras niet bruusk maar vredevol van elkaar gescheiden worden. Gras is bij de Maasai en bij vele andere Afrikaanse stammen een symbool van vrede.


Verzoening

Afrikanen hebben een rotsvast vertrouwen in de kracht van verzoening. Dat zal ook onze redding worden. Zij weten dat orde en wanorde altijd hand in hand gegaan zijn, dat er in de wanorde ook orde is en dat orde en schoonheid vrede weerspiegelen. Tegen deze achtergrond zijn wij overtuigd van de toekomstmogelijkheden van Afrika. Ondanks alle oorlogen en ellende blijven wij geloven dat vrede meer is dan een droom. Ik wil hier getuigen van vijfentwintig jaar werken voor vrede en wat mij daarbij gedreven heeft. Ik ben voor mijn werk in alle continenten geweest en ik heb vastgesteld dat alle mensen gelijk zijn, met dezelfde vrees en hoop, dezelfde dromen, of we nu zwart of blank zijn, tot dezelfde stam behoren of lid zijn van een andere etnische groep, ‘dader’ of ‘slachtoffer’ zijn.

Niet lang geleden begeleidde ik een vormingssessie aan de grens van Oeganda, niet ver van de Democratische Republiek Congo. Ik merkte hoe een van mijn stafleden, een stagiair uit Europa, moeilijkheden had met het feit dat de hele groep openlijk het dossier van een van de deelnemers bestudeerde. We zaten midden een oefening in Participatief Onderzoek. De oefening bestaat erin een reëel conflict uit het leven van een deelnemer te analyseren, door na te gaan welke belangrijke elementen aan de basis lagen van een succesvolle beëindiging van het conflict. Het gebied waar de vorming plaatshad, had een lange periode van opstanden en gewapende strijd gekend. Vele mensen hadden lange tijd in vluchtelingenkampen gewoond en toch vonden zij in zichzelf nog de kracht om vluchtelingen uit Congo te verwelkomen. Dat is de spirit van Afrika.

Mijn problemen zijn de problemen van mijn buur, van mijn vriend en van de hele gemeenschap. Volgens de Vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties (UNHCR) krijgt Oeganda in verhouding met zijn veeleer klein bevolkingsaantal te zorgen voor de grootste vluchtelingenstroom in Afrika. Daarom was het voor alle deelnemers zinvol om een oplossing te vinden voor het probleem van dat ene groepslid. Zijn of haar probleem is het probleem van alle leden van de groep. De wetenschap dat dit voor iedereen geldt, verlicht de last op individuele schouders. Maar het zorgt ook voor verantwoordelijk gedrag: als een beslissing eenmaal genomen is, zal iedereen toekijken op het gedrag van de leden van de groep. De gemeenschap geeft daarmee ook te kennen dat de oorzaak van de problemen niet bij het individu liggen, maar wel bij de hele gemeenschap.

Bij CECORE vinden wij niet dat het onze plicht of taak is oplossingen aan te dragen voor mensen in conflictsituaties, om wel hen te helpen bij het vinden van oplossingen die hen tevreden stellen en die ze ook in praktijk kunnen brengen. Onze rol bestaat erin een veilige omgeving tot stand te brengen voor de mensen. Wij laten individuele Oegandezen, gezinnen en families, groepen en instellingen hun problemen bediscussiëren en een oplossing vinden, zonder bedreiging, druk of angst. Mensen kunnen ontmoeten, door hen verwelkomd en omarmd worden en de gelegenheid krijgen om hun problemen te delen – dat is een wonder. Wij volgen een aantal gedragsregels die we kunnen samenvatten met de woorden gevoeligheid en ontvankelijkheid.


Enkel tussenkomen op vraag

Onze eerste gedragsregel is dat wij nooit zullen optreden zonder uitnodiging van de mensen zelf die in een conflict verwikkeld zijn of van derden die heel sterk betrokken zijn bij de partijen in een conflict. Dat heeft verschillende redenen. Wanneer mensen iemand vragen om te bemiddelen in een conflict, betekent het dat ze besloten hebben het conflict te beëindigen en vrede te stichten. In mijn stam hebben wij het volgende gezegde: “je kunt een koe wel naar de rivier leiden, maar je kunt haar niet verplichten te drinken.” De uitnodiging aan CECORE betekent dat de wil tot samenwerking met mensen buiten de eigen groep aanwezig is. Het is voor ons ook een bewijs dat wij geloofwaardig zijn in de ogen van de mensen die onze tussenkomst vragen. Zij geloven in ons en in onze bekwaamheid om het beëindigen van conflicten te bevorderen. En het belangrijkste is dat zij door een beroep op ons te doen, bevestigen dat zij geloven in de mogelijkheid van vrede.

In de jaren negentig werden wij uitgenodigd door een groep uit de regio van Karamoja, in het noordoosten van Oeganda, dicht bij de grens met Kenia en Soedan. Het ging om een groep van gewapende jongeren en vrijwel niemand geloofde in de kansen van geweldloosheid en alternatieve conflictoplossing voor deze groep. Het gebied wordt bevolkt door semi-nomadische en nomadische stammen, die onder zeer moeilijke klimatologische omstandigheden leven van de veeteelt. Het land is droog tot woestijnachtig, water voor de mensen en het vee is schaars en er is nauwelijks gras om de dieren te laten overleven. Dat brengt deze stammen ertoe rond te trekken en daardoor komen zij onvermijdelijk op de gronden van andere stammen terecht. Dat zou geen probleem mogen zijn, ware het niet dat onze herders gewapend zijn met AK-47-geweren en dat zij schieten om te doden. Het zijn uitstekende schutters die gestraft worden als zij zonder reden kogels afvuren of te veel keren hun doel missen. Zij plunderen en verkrachten en vernielen de dorpen van de naburige stammen. Als ze zelf ongewapend zouden rondtrekken, zouden ze door leden van de andere stammen beschoten worden. Zo kwam een lawine van geweld tot stand. De prijs van de geweren daalde voortdurend door de permanente aanvoer van wapens uit verder afgelegen gebieden, waar langdurige burgeroorlogen aan de gang zijn. Weinig mensen durven in deze streken rond te reizen en wie het wel gewaagd heeft, zoals wij van CECORE, heeft over het algemeen gruwelverhalen te vertellen. Maar het feit dat wij op uitnodiging in het gebied rondreisden, verzekerde min of meer onze veiligheid. Het bewijst ook dat de andere beginvoorwaarden voor onze interventie vervuld waren. De jongeren zijn intussen volwassen geworden en zijn nu leiders in hun gemeenschappen. Zij hebben zelf in hun eigen stam of in naburige stammen vredesinitiatieven opgestart, tot over de grens met Kenia en Oeganda. Dat biedt deze regio een kans op vreedzame ontwikkeling in de toekomst.


Het vaststellen van de noden

Wanneer wij dus eerst ergens zijn uitgenodigd, bestaat onze tweede stap altijd in het uitvoeren van een zorgvuldig behoefteonderzoek. Op basis daarvan kunnen we met de betrokkenen een aangepast programma uitwerken. Het is in deze fase dat wij ook de lokale capaciteiten identificeren en aanspreken. Onlangs vroegen de Verenigde Naties ons om te werken met Congolese vluchtelingen in een kamp in Oeganda, dicht bij de grens met Congo. De VN was niet van plan om een behoeftestudie uit te voeren, maar we hebben doorgezet en nu kunnen we op basis daarvan een plan opstellen samen met de betrokken vluchtelingen, de Oegandese gemeenschappen in de omgeving, de internationale organisaties en de Oegandese overheid. Op die manier verzekeren we dat de betrokkenen de voorgestelde oplossingen niet als een externe interventie beschouwen.


Een reserve van trainers en facilitators

Ten derde waken wij erover dat onze tussenkomst essentieel bestaat in het vormen van trainers uit de gemeenschap zelf. Wij versterken de bestaande capaciteit om zelf oplossingen te vinden en verzekeren zo dat het streven naar een conflictarm samenleven ook na ons vertrek doorgaat. Geloof in de capaciteiten van de betrokken mensen en gemeenschappen is een sleutelvoorwaarde tot succes. Op die manier vormen wij een uitgebreide reserve van ‘conflictoplossers’, die ook in andere situaties ingezet kunnen worden.

Een andere strategie is gericht op het behoud en de versterking van de vaardigheden van onze bemiddelaars. We weten dat conflicten altijd weer andere verschijningsvormen aannemen en dat soms nieuwe uitdagingen opduiken. Daarom keren wij regelmatig terug naar de gemeenschappen waarmee wij gewerkt hebben, om te zien hoe de relaties evolueren en om indien nodig de mensen bij te scholen. Wij hebben ervaren dat de periode meteen na een open conflict dikwijls de moeilijkste fase in de conflictcyclus is. Met onze bezoeken moedigen wij de bemiddelaars aan om zelfs in moeilijke omstandigheden door te gaan. Voor mensen die in een conflict verwikkeld zijn of pas een moeilijke situatie achter de rug hebben, is steun van buitenaf heel belangrijk – hier blijkt weer het belang van de Afrikaanse spirit. We geven de bemiddelaars de kans om deel te nemen aan discussies en contacten te leggen met gelijkaardige initiatieven elders in het land.

De eerste trainingen die we in de late jaren negentig voor de Verenigde Naties organiseerden met Soedanese vluchtelingen, hadden een vermenigvuldigingseffect. Andere hulporganisaties hebben de vorming voortgezet en hun eigen verzoeningsprogramma’s gestart. De vluchtelingen zelf die met ons in contact gekomen waren, zetten in de vluchtelingenkampen hun eigen programma’s op, om oude conflicten op te lossen en het ontstaan van nieuwe te vermijden. In de leiding van hulporganisaties en niet-gouvernementele organisaties ontmoeten we voortdurend mensen die ooit aan onze trainingen deelnemen. Zij zijn in dezelfde geest doorgegaan en hebben zeker bijgedragen tot het vredesakkoord dat niet lang geleden in Soedan gesloten werd.


De rol van de media

Mettertijd zijn we ons sterker bewust geworden van de cruciale rol die de media spelen in een proces van vredestichting in een land. Van onze media is bekend dat ze bestaande conflicten versterkt hebben en in sommige gevallen zelfs conflicten veroorzaakt hebben. Maar tijdens ons werk met gemeenschappen over heel het land en in naburige landen hebben we vastgesteld dat de journalisten die we op onze trainingen uitnodigden, bereid waren hun camera’s neer te leggen en zich onder te dompelen in de sfeer van de bijeenkomsten. In plaats van de media voortdurend verwijten toe te sturen over de negatieve invloed die zij soms uitoefenen, hebben we van de journalisten centrale deelnemers aan onze programma’s gemaakt. Wij zijn ervan overtuigd dat die inspanningen lonend geweest zijn. Dit jaar heeft de grootste universiteit van Oeganda een prijs ingesteld voor de beste journalistieke bijdrage tot het vredesproces. CECORE werkt van harte mee aan dit initiatief.


Een grote gevoeligheid voor conflicten

Wij beseffen wel dat onze tussenkomsten zelf ongewenste of negatieve effecten kunnen hebben. In al het werk dat wij doen, zijn wij daarvoor op onze hoede: van in de eerste fase van het inventariseren van de behoeften over de planning, de uitvoering en de evaluatie van onze interventies. Wij proberen onze medewerkers zo gevoelig mogelijk te maken voor potentiële conflicten in ontwikkelingsprojecten, bij noodhulp en vredesopbouw. Wij hebben hiervoor ook een vormingspakket opgesteld dat voor iedereen beschikbaar is (www.conflictsensitivity.org).

De regering van Oeganda heeft met de hulp van de Zweedse regering een project opgesteld voor de uitbouw van infrastructuur voor de levering van elektriciteit op het platteland. Een van de bedoelde regio’s is een district in Noord-Oeganda, een gebied dat geweldig lijdt onder het twintig jaar oude conflict tussen de centrale regering en het Weerstandsleger van de Heer (Lord Resistance Army). In het Pader-district leeft meer dan negentig procent van de bevolking in vluchtelingenkampen. Het lijkt op het eerste gezicht een schitterend idee om elektriciteit in deze kampen te brengen, maar de betrokkenen verzetten zich tegen het plan. Zij zagen daarin een truc van de regering om hen permanent in de kampen te houden en hun gronden te verkopen aan buitenlandse investeerders. CECORE en de Britse niet-gouvernementele organisatie Saferworld werden door de regeringen van Oeganda en Zweden gevraagd een ‘gevoeligheidsanalyse’ voor het project op te stellen. We hebben vergaderingen georganiseerd met de mensen in de kampen, gesprekken gevoerd met lokale leiders en regeringsambtenaren geconsulteerd. Uiteindelijk konden we een pakket met suggesties opstellen waarin de stem van de mensen in de kampen het zwaarst doorwoog. Zij zagen dat zij inspraak konden hebben in de planning en de uitvoering van het project en dat het verblijf in een kamp niet automatisch tot gevolg had dat zij geen stem in de besluitvorming meer hadden.


Een werkplan voor vredesopbouw

Alle conflicten zijn verschillend en er bestaat dus niet één enkele ideale aanpak die in alle omstandigheden succes waarborgt. Maar uit onze ervaring hebben wij wel een aantal gedragsregels gedistilleerd. Wij werken met een driestappenplan:
1. Maak een verschil tussen het conflict en de bevolking;
2. wees hard voor het conflict, maar begrijpend voor de bevolking;
3. erken de verschillen, maar benadruk de gemeenschappelijkheden.

In 2002 werd CECORE gevraagd te bemiddelen tussen een rebellengroep en de regering van Oeganda. Het woord ‘rebel’ heeft in Oeganda geen pejoratieve betekenis en wordt door geen enkele groep in die zin gebruikt. De groep bestond grotendeels uit ex-soldaten van Idi Amin Dada, president van Oeganda in de jaren zeventig. Toen Amin in 1979 van de macht verdreven werd, zochten soldaten die dicht bij hem stonden hun toevlucht in het naburige Soedan en in Congo. Later hergroepeerden zij zich en vormden zij gewapende groepen die naar Oeganda wilden terugkeren om de macht over te nemen. Zij voerden regelmatig aanvallen uit op burgers en veroorzaakten veel ellende. Toen de huidige regering van president Yoweri Museveni in 1986 aan de macht kwam, begonnen pogingen om de gevluchte groepen naar Oeganda te laten terugkeren en hen deel te laten nemen aan de heropbouw van het land. Sommige rebellen gingen op het aanbod in, maar anderen bleven in de bush en zetten hun guerrillastrijd voort. Enkele jaren geleden startte de regering nieuwe gesprekken met de rebellen, onder druk van het buitenland, niet-gouvernementele organisaties en enkele regeringsleden.

Stap 1 – Maak een duidelijk onderscheid tussen het conflict en de betrokken bevolking

Toen wij voor de eerste keer de vergaderruimte binnenstapten, zaten daar vier categorieën van mensen: het team van regeringsonderhandelaars, waaronder enkele ministers en hoge militairen; de hoogste leiding van de rebellengroep en enkele soldaten; vertegenwoordigers van internationale organisaties en, zeer verwonderlijk en een schitterende les voor iedereen die onderhandelingen moet voeren, vertegenwoordigers van de plaatselijke gemeenschap, enkele traditionele en religieuze leiders en vrouwen en mannen.

Ik beschouwde het als mijn belangrijkste taak om bij het begin van het proces alle aanwezigen gerust te stellen en van de ruimte een veilige omgeving te maken. Ik benadrukte dat zij er tot nu toe in geslaagd waren elkaar genoeg te vertrouwen om gesprekken te beginnen. Ik sprak mijn waardering uit voor de positieve stappen die ze gezet hadden en vroeg hen tijdens de gesprekken vertrouwen te stellen in mijn persoon als bemiddelaar. Alle partijen hadden mij aanvaard als bemiddelaar en er was dus al een basis van vertrouwen. (Wat ik niet wist, was dat sommige rebellen, vermomd als gewone dorpelingen, hadden deelgenomen aan trainingssessies die wij hadden georganiseerd voor de plaatselijke bevolking en dat zij mij dus eigenlijk al kenden.)

Ik vroeg hen om deel te nemen aan enkele spelletjes, om de vaardigheden te demonstreren die nodig zijn om een conflict te analyseren. In het hele proces was er veel humor aanwezig en bijna alle aanwezigen namen aan de spelletjes deel. Op die manier slaagde ik erin een zekere verstandhouding tot stand te brengen en een sfeer te creëren waarin alle deelnemers aan de onderhandelingen de anderen als gesprekspartners zagen. Een besef van een gemeenschappelijk belang en bereidheid tot samenwerken zijn essentiële voorwaarden om onderhandelingen te laten slagen. Op die manier namen de deelnemers afstand van hun rol in het conflict. Zij ontwikkelden het gevoel dat zij als mensen OK waren en dat het er nu op aan kwam de situatie en de omstandigheden van het conflict te analyseren.

Stap 2 – Wees streng voor het conflict, maar niet voor de mensen

Vanaf het ogenblik dat wij een afstand hadden gecreëerd tussen het probleem en de mensen die daarin betrokken waren, konden wij objectiever maar ook zonder de feiten te negeren over het conflict spreken. Het onderlinge vertrouwen en de goodwill maakten het mogelijk om harde feiten onder ogen te zien en uit te spreken.

Stap 3 – Erken de verschillen maar benadruk de gemeenschappelijkheden

We bespraken vroegere pogingen om vrede te sluiten en stelden vast wat nog moest gebeuren. Een van de conclusie was dat de deelnemers ermee instemden dat ik als bemiddelaar nog bijkomende training zou geven aan de onderhandelaars van de rebellen. Die groep had een langere voorbereiding gevraagd en vond dat zij benadeeld waren tegenover de onderhandelingsgroep van de regering, die meer ervaren en getrainde onderhandelaars in zijn rangen had. De instemming van de regering met deze eis was op zichzelf al een bewijs van het grotere vertrouwen. Het bewees dat zij vertrouwen had in de inhoud en de afloop van deze afzonderlijke bijeenkomsten. Vertrouwen is als een sneeuwbal: wanneer iemand vertrouwen uitspreekt of in daden duidelijk maakt, doen anderen hetzelfde en groeit het ‘kapitaal’ van vertrouwen snel aan. De groep kon nu daarop verder bouwen.

De sessies met de rebellengroep leidden ertoe dat hun harde en onvoorwaardelijke eisen ‘vertaald’ werden in onderhandelbare standpunten. Een akkoord werd mogelijk. Het kwam er ook op 24 december 2002 en houdt nog altijd stand. In de regio van de westelijke Nijl zitten we nu in een postconflictsituatie, met programma’s die gericht zijn op de heropbouw van de districten en de lokale gemeenschappen. De rebellen hebben ingestemd met ontwapening en demobilisatie en soldaten die dat wensten, zijn opgenomen werden in het nationale Oegandese leger. De heropbouw wordt gesteund door internationale organisaties en de Nationale Commissie voor Amnestie (van Oeganda). In alle projecten gaat veel aandacht naar het element van vredesopbouw en verzoening.


Mijn visie voor Afrika

Afrikanen hebben een rotsvast geloof in verzoening. Die komt tot stand na een lange dialoog waaraan alle partijen deelnemen op voet van gelijkheid. Wanneer een oplossing bereikt is, zorgen verzoeningsrituelen ervoor dat er geen herhaling van het conflict komt. Dat is geen gemakkelijk proces en vrees en twijfel blijven altijd op de achtergrond aanwezig. Maar de geest van Afrika en ons weerstandvermogen laten ons nooit in de steek. Wij Afrikanen geloven in de kracht van het aantal, dus in het gemeenschapsgevoel. Alle mensen zijn belangrijk. Dat is mijn visie voor Afrika.

Stella Sabiiti studeerde journalistiek en sociale psychologie en psychiatrie in Oeganda, Nederland en Canada. In de tweede helft van de jaren zeventig werkte ze voor de Oegandese radio en televisie. Daarna was ze achtereenvolgens werkzaam op de hoofdzetel van de Afrikaanse Conferentie van Kerken (AACC) in Nairobi en op het documentatiecentrum van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties. In de jaren tachtig en negentig werkte Stella Sabiiti in Nederland bij IFOR, het International Fellowship for Reconciliation. Ze richtte daar een bureau van IFOR voor Afrika op, waarvan zij ook coördinator was. Momenteel is Stella Sabiiti directeur van het Centre for Conflict Resolution (CECORE) in Oeganda.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.