De opkomende landen in de economisch-financiële machtsarena

De opkomende landen nemen het dus niet nauw met de neoliberale mantra’s. Ze denken pragmatisch en streven vooral groei na. Dat betekent nog niet dat ze ook een alternatief verhaal articuleren in de internationale instellingen. Ze verwerven er wel geleidelijk meer macht.

  • CC DonkeyHotey, bewerking: MO* CC DonkeyHotey, bewerking: MO*

Tot het begin van de crisis in 2008 wierp de G7, de traditionele club van zeven rijke landen, zich op als de stuurcabine van de wereldeconomie. Sinds 2008 heeft de G20, de groep van negentien leidende economieën plus de EU, met daarin alle grote ontwikkelingslanden, zich opgewerkt tot de evenknie van de G7.

Toch stellen sommigen de vraag of de G20 wel iets beslist en/of uitvoert. Bovendien is onduidelijk hoe zwaar de opkomende landen wegen in de G20. Volgens professor politieke economie aan de London School of Economics Robert Wade domineren de VS de G20: de G20-voorzitter – elk jaar een ander land – bepaalt de agenda, maar legde zijn prioriteiten tot nu toe altijd vooraf voor aan de VS.

Wel knaagt de G20 aan de invloed van buitenstaanders zoals België. Een Belgische topambtenaar klaagt dat ‘we van de EU niet alle G20-documenten krijgen, terwijl technische werkgroepen van de G20 maandelijks samenkomen en beslissingen over het IMF en de Wereldbank vaak min of meer vastleggen’. Het stoort buitenstaanders mateloos dat een informele club als de G20 verklaart ‘het mandaat, de scoop en het bestuur’ van formele organisaties zoals het IMF en de Wereldbank te willen hervormen.

IMF

Neem de machtsverschuiving in het IMF. Die instelling zal tussen 2008 en 2012 vijf procent meer stemmen aan de opkomende landen en ontwikkelingslanden geven (van 39,4 naar 44,7 procent), terwijl de rijke landen evenveel inleveren. Dat werd in feite in de G20 beslist. Daar werd afgesproken dat kleine Europese landen zoals België en Nederland die geen zitting hebben in de G20 een deel van hun macht moeten afstaan aan de opkomende landen.

De opkomende landen eisten al lang meer macht in het IMF. De crisis bleek een breekijzer. Het IMF had meer middelen nodig: de groeilanden konden die leveren maar eisten in ruil meer macht. In 2014 komt er al een nieuwe stemmenverschuiving richting ontwikkelingslanden.

In de Wereldbank winnen de ontwikkelingslanden met de huidige hervorming 1,46 procent van de stemmen. Met de hervorming van 2015 komt daar nog eens 3,13 procent bij. In totaal zullen ze dan 47,19 procent van de stemmen hebben. In beide instellingen wilden de opkomende landen de helft van de stemmen, maar dat is dus niet gelukt.

Beleidsmatig is de verandering minder duidelijk. Het IMF is niet drastisch van koers veranderd. Zelfs samen hebben de BRICS nog altijd niet de vetomacht – vijftien procent – die de VS hebben (voor belangrijke stemmingen is immers 85 procent van de stemmen nodig). Dat maakt het de opkomende landen moeilijk om grote inhoudelijke verschuivingen tot stand te brengen, als ze dat al zouden willen. Wel wegen de groeilanden nu zwaarder door omdat hun geld soms nodig is. Zo verzetten ze zich tegen meer IMF-geld voor de eurozone: ze vinden dat de EU zelf over genoeg middelen beschikt.

Pragmatisch beleid

Gino Alzetta, de Belgische directeur bij de Wereldbankgroep, merkt de toegenomen macht van de opkomende landen aan ‘meer radicale en uitgesproken standpunten, vooral van China’. Met name de toezichtmechanismen komen almaar meer onder vuur te liggen van de BRICS. Het gaat dan bijvoorbeeld over het inspectiepanel dat in de jaren negentig in het leven werd geroepen om de gevolgen van Wereldbankprojecten op lokale gemeenschappen te onderzoeken. Alzetta: ‘De opkomende landen hechten minder belang aan waarborgen op het vlak van fundamentele arbeidsnormen, mensenrechten en milieu.’

Professor Dries Lesage van de Universiteit Gent vindt dat de opkomst van deze landen niet heeft geleid tot een nieuw groot verhaal. ‘Ze denken pragmatisch, wat natuurlijk een zeker beleidspluralisme inhoudt. Hun beleid is, net als bij de rijke landen, afgestemd op belangengroepen in eigen land. De tijd dat gesproken werd over een ‘nieuwe internationale economische orde’ lijkt voorbij. De Tobintaks is daar een mooi voorbeeld van. Nu die in de EU en Japan eindelijk steun krijgt, geven de opkomende landen niet thuis. Nochtans hebben ze hun eigen nationale Tobintaksen, maar het idee van een internationale Tobintaks om globale publieke doelen te financieren, volgen ze niet.’

Professor Robert Wade van de London School of Economics ziet de opkomende landen balanceren tussen meegaan in de hegemonie van de VS of sterker dan vroeger hun belangen verdedigen. Vernieuwende tussenkomsten ziet hij minder. Toch stelde Zhou Xiaochuan, gouverneur van de Chinese centrale bank, in 2009 dat de wereld nood heeft aan een internationale munt die minder afhangt van individuele landen. Zo stelde hij expliciet de centrale rol van de dollar in vraag.

In de Wereldhandelsorganisatie heeft de emancipatie van de ontwikkelingslanden het smeden van algemene akkoorden moeilijker gemaakt. Anders dan vroeger kunnen de rijke landen de ontwikkelingslanden minder onder druk zetten om akkoorden te tekenen. Daar staat tegenover dat de rijke landen zich ergeren aan de grote rol die overheidsbanken en -bedrijven spelen in de economie van een land als China.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.